Door deze giftige cocktail werken kledingarbeiders zich letterlijk dood

Door deze giftige cocktail werken kledingarbeiders zich letterlijk dood

Schrav heeft de wil om de kledingindustrie te veranderen. Het is namelijk een zooitje. Maar waarom eigenlijk? Met een serie artikelen duiken we de diepte in en nemen we je mee langs de schaduwkanten van de industrie. Deel 1: waardeloze werkomstandigheden.

Je hebt er vast wel eens van gehoord: Rana Plaza in Bangladesh. En zo niet, hier een korte update. Op 24 april 2013 stortte dit krakkemikkige bedrijfsgebouw in. Resultaat: meer dan 1.100 doden en meer dan 2,5 duizend gewonden. De slachtoffers? Vrijwel allemaal werkzaam in een van de 5 kledingfabrieken die in dit gebouw gevestigd waren. Het is een van de grootste bedrijfsongevallen van deze eeuw. En niet zonder toeval: het gaat om een bedrijf dat opereerde in de kledingindustrie.

Nederland textielland

Voor de aanleiding van deze ramp gaan we even terug in de tijd. Want voordat zo ongeveer de hele wereldproductie van kleding in lagelonenlanden zoals Bangladesh terecht is gekomen, werd je shirtje nog gewoon in good old Nederland in elkaar genaaid. Sterker nog, rond 1950 was ons land een van de grote spelers in de textielindustrie. In steden als Tilburg, Eindhoven en Enschede stonden fabrieken waar een groot deel van de bevolking werkte en bijna 20% van de Nederlandse economie draaide op fabrieken die stoffen maakten voor de kledingindustrie. Ook Nijmegen had maar liefst 4 schoenfabrieken waar schoenen werden gemaakt voor zo ongeveer het hele land. In diezelfde periode beginnen arbeiders zich te verenigen in vakbonden omdat ze klaar zijn met een hongerloontje en werktijden die de pan uitreizen. Door de fabrikanten onder druk te zetten regelen ze een beter loon, kortere dagen en een veiligere werkomgeving.

Bye bye

So far so good, maar dit verhaal kent geen happy end. Kledingfabrikanten beginnen door te krijgen dat er steeds meer betaald moet worden voor kleding uit West-Europese landen. Door globalisering en het ontbreken van vakbonden in Oost-Europese en Aziatische landen is het steeds aantrekkelijker om daar bestellingen te plaatsen. Kleding laten maken is er extreem goedkoop. Collateral damage: aan goed zorgen voor je personeel doen ze daar niet; arbeiders worden uitgebuit. Kledingmerken vinden het mooi geweest met de hoge prijzen en vrijwel de hele textielindustrie in Nederland stort in. Zo’n beetje alle productie
verplaatst naar landen als China, Turkije en Bangladesh.

De race to the bottom is inmiddels ingezet. Grote kledingmerken concurreren elkaar helemaal kapot om zo veel mogelijk winst te behalen. Het is volkomen normaal om voor 3 euro een shirt en voor 8 euro een broek te kopen. Die concurrentiestrijd gaat zeker niet ten koste van henzelf. Degenen die hiervoor betalen zijn naaisters in Bangladesh. Zij worden met veel te veel mensen in grote onveilige fabrieksflats gepropt. Er worden ook kinderen aangenomen die tot tevredenheid van de fabrieksbazen nog minder betaald hoeven worden. Met productiekosten van 10 cent per shirt stromen de orders binnen.

Overheid kijkt weg

De overheid, die zijn burgers zou moeten beschermen tegen deze uitbuiting, vindt het allemaal prima. De economie begint te draaien en werkloosheid daalt. Doodsbang om dollars en euro’s te verliezen aan landen met nóg goedkopere arbeid wordt er op talloze gebieden een oogje dichtgeknepen. Er wordt actief beleid gevoerd om te zorgen dat productiekosten laag blijven, zodat het geld binnen blijft stromen.

Dodelijke cocktail

Deze cocktail van westers kapitalisme, angst en concurrentie zorgt voor de geboorte van fabrieksgebouwen als Rana Plaza. Een enorm gebouw, waar arbeiders opgepropt zitten in onveilige ruimtes. Door de zware industriële apparaten trilt de fundering kapot. Reparaties worden niet uitgevoerd (kost geld) en van een vluchtplan hebben ze überhaupt nog nooit gehoord (kost geld).

En dan is het 24 april 2013…

Change?

De ramp zorgt voor veel verontwaardiging. Want tussen de lijken die onder het puin vandaan worden uitgehaald liggen labeltjes van alle grote kledingmerken. Die zeggen op hun beurt dat ze niet verantwoordelijk zijn voor de werkomstandigheden in fabrieken, maar beloven – bang voor imagoschade – om strenger te controleren op arbeidsomstandigheden en veiligheidsmaatregelen in fabrieken waar ze hun kleding bestellen.

 

Dat gebeurt, maar alle ingrediënten van de cocktail zijn er nog. Nog steeds zijn er kledingmerken die het onderste uit de kan willen om zo veel mogelijk winst te maken. Nog steeds zijn arme landen in Afrika en Azië bang om de concurrentiestrijd te verliezen. En nog steeds profiteren fabriekseigenaren het meest door zo min mogelijk te betalen voor arbeid. Er worden dus nog steeds mannen, vrouwen en kinderen in onveilige hokken gestopt om voor zo weinig mogelijk geld kleding te maken.

Wat kun je doen?

Op een van deze ingrediënten heeft iedereen een directe invloed: de aanschaf van kleding. Als een broek goedkoper is dan 3 biertjes in de kroeg is de kans groot dat er een oneerlijke productieketen achter zit. Denk je dat je goed zit omdat je alleen maar Supreme logo tees van 80 euro in je kledingkast hebt hangen? Helaas. Ook hier zit geen duurzaam model achter, maar vooral goede marketing.


Stilstaan bij het kopen van je kleding loont. Zonder veel meer uit te geven dan aan je average streetwearmerk, kun je een verschil maken. Check de policy’s van je favoriete merken en denk nog eens na als er niks instaat over de zorg voor degene die de kleding daadwerkelijk maakt.

Of koop Schrav, dan zit je sowieso goed.

Dit bericht is gepost in Proces. Bookmark de link.